Opzegging arbeidsovereenkomst en wederindienstneming
Op basis van artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 ('BBA') heeft een werkgever, uitzonderingen daargelaten, voorafgaande toestemming nodig van het UWV Werkbedrijf ('UWV') om een werknemer te kunnen ontslaan. Of het UWV toestemming verleent beoordeelt ze aan de hand van het Ontslagbesluit. Het Ontslagbesluit is opgesteld door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en bevat procedureregels en beoordelingsmaatstaven.
Artikel 4:5 van dit Ontslagbesluit wordt sinds 1 maart 2007 altijd door het UWV toegepast, indien zij een vergunning verleent voor het opzeggen van een arbeidsverhouding. Dit artikel bepaalt dat wanneer een arbeidsovereenkomst wordt opgezegd wegens bedrijfseconomische redenen, de werkgever alleen binnen 26 weken na verlening van de vergunning een werknemer in dienst mag nemen voor het verrichten van werkzaamheden van dezelfde aard, als de werknemer die ontslagen is eerst in de gelegenheid is gesteld zijn vroegere werkzaamheden op de gebruikelijke wijze te hervatten. Indien de regel niet wordt nageleefd, vervalt de toestemming voor het ontslag van het UWV, hetgeen tot gevolg heeft dat het ontslag met terugwerkende kracht nietig is.
De verplichting tot wederindienstneming van de ontslagen werknemer geldt enkel voor de situaties waarin de (ex-)werkgever op het punt staat een nieuwe arbeidskracht aan te trekken die werkzaam zal zijn in een zogenaamde gezagsverhouding; er moet een arbeidsverhouding worden aangegaan. Naast werknemers op arbeidsovereenkomst in fulltime dienstverband, vallen uitzendkrachten en parttime-krachten ook onder de werking van artikel 4:5 Ontslagbesluit. Wel is het toegestaan om, zonder in conflict te komen met de verplichting tot wederindienstneming, voor de betreffende functie binnen de 26-weken termijn een handelsagent, freelancer of zzp'er in te schakelen, aangezien deze voor eigen rekening en risico handelen. Deze personen worden niet aangemerkt als 'werknemer' in de zin van artikel 4:5 Ontslagbesluit.
De gedachte achter artikel 6 BBA en de strekking van artikel 4:5 Ontslagbesluit is om sociaal onrechtvaardig ontslag te voorkomen. Het UWV dient bij haar afweging tot het verlenen van een vergunning onder andere rekening te houden met de mogelijkheden en belangen van de betrokken werknemer. Er is sprake van sociaal ongerechtvaardigd ontslag wanneer de werkzaamheden van de ontslagen werknemer worden overgenomen door een goedkopere arbeidskracht. Daarom is het enerzijds opmerkelijk dat het wel toegestaan is om dezelfde werkzaamheden te laten verrichten door een handelsagent, freelancer of zzp'er, maar niet door een werknemer, uitzendkracht of parttime-kracht.
Er zijn anderzijds ook voordelen te bedenken voor het feit dat de rechter het begrip werknemer in artikel 4:5 Ontslagbesluit beperkt uitlegt. Zo is het voor werkgevers op deze wijze mogelijk om, wanneer er tijdelijk meer arbeidskrachten nodig zijn, een kracht in te huren die zelfstandig werkzaam is. Op deze wijze kan een tijdelijke opleving van de markt worden opgevangen, zonder dat er een werknemer in dienst genomen hoeft te worden, wat immers tot gevolg zou hebben dat de verplichting tot wederindienstneming moet worden nageleefd.
|