Showroommodel: voorraad of niet?
Bij groot- en detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen, zoals in keukens en sanitair, worden regelmatig toonzalen ingericht met demonstratiemodellen. Worden die demonstratiemodellen dan aangemerkt als voorraad of niet? En waarom is dat relevant?
Als belastingschulden niet zijn betaald, biedt de wet de Belastingdienst de mogelijkheid om beslag te leggen op roerende zaken die dienen 'ter stoffering' van de bedrijfsruimte (= bodemzaak). Onder andere de bedrijfsinventaris wordt aangemerkt als bodemzaak. Het maakt voor de rechten van de Belastingdienst niet uit of de roerende bodemzaak in eigendom toebehoort aan de belastingplichtige of aan een ander. Mocht een roerende bodemzaak onder eigendomsvoorbehoud zijn geleverd, dan is die eigenaar evengoed zijn eigendom kwijt als de Belastingdienst tot beslaglegging overgaat. Hetzelfde geldt voor de bank als die een pandrecht op de roerende bodemzaak had gevestigd in het kader van de financiering van de onderneming. Dat pandrecht gaat dan verloren. Komt het tot een faillissement van de belastingplichtige, dan treedt de curator op namens de Belastingdienst krachtens het zogenaamde bodemvoorrecht. De curator kan dan tot verkoop van de roerende bodemzaken overgaan.
Het is dus relevant of een showroommodel wordt aangemerkt als zaak 'ter stoffering' van de bedrijfsruimte of niet. Het kan van belang zijn voor degene die dit model onder eigendomsvoorbehoud leverde. En het kan van belang zijn voor de bank die op dit model een pandrecht vestigde.
Discussies over de aard van een roerende zaak komen regelmatig aan de orde in het kader van een faillissement waarin de uitwinning van de bezittingen van een onderneming centraal staat. In de rechtspraak is tot nu toe meestal aangenomen dat een showroommodel dient 'ter stoffering' van de bedrijfsruimte en daarom als bodemzaak moet worden aangemerkt. Recentelijk nog kwam de rechtbank Zutphen tot zo'n oordeel. Maar evengoed kwam kort geleden het Gerechtshof Amsterdam tot een tegenovergestelde uitspraak. Het Hof stelde vast dat een slaapkamerinrichting met inbegrip van toebehoren zoals matrassen niet kon worden aangemerkt als bodemzaak, maar als voorraad moest worden aangemerkt. En dat betekende dat deze showroommodellen niet onder het bodemvoorrecht van de Belastingdienst vielen.
Het Hof baseerde diens oordeel op de wetsgeschiedenis en de Memorie van Toelichting bij de wet, waarin staat dat 'tentoongestelde goederen' niet als bodemzaak kunnen worden aangemerkt. Voor deze redenering pleit dat showroommodellen weliswaar veelal langer dan normale voorraad in het bedrijf aanwezig zullen zijn, maar uiteindelijk toch weer worden verkocht of vervangen door andere showroommodellen. Van een duurzame aanwezigheid is in dat geval geen sprake. Maar tot het moment waarop de Hoge Raad in deze een oordeel heeft gevestigd, is discussie mogelijk. Tegen het oordeel van het Gerechtshof Amsterdam is inmiddels cassatieberoep bij de Hoge Raad ingesteld.
|