Een werknemer krijgt een ongeval waarvoor een ander aansprakelijk is en is daardoor langdurig arbeidsongeschikt. De werkgever is in zo’n geval verplicht om het loon van de werknemer maximaal twee jaar lang door te betalen. Daarnaast dient de werkgever in het kader van de Wet Verbetering Poortwachter er alles aan te doen om de zieke werknemer weer zo snel mogelijk op de been te helpen. Er dient een Arbo-dienst te worden ingeschakeld, een plan van aanpak te worden opgesteld en eventueel moet een beroep worden gedaan op een reïntegratiebureau. Kortom, allemaal kosten waar de werkgever niet op zit te wachten. Er is echter goed nieuws: sinds kort kan de werkgever deze kosten vergoed krijgen. Dat scheelt duizenden euro’s per jaar.
Sinds 1996 kan de werkgever op basis van artikel 6:107a BW het netto doorbetaalde loon verhalen op de verzekeraar van de schuldige aan het ongeval, de aansprakelijke partij. Een aansprakelijke partij kan bijvoorbeeld een automobilist zijn die een verkeersongeval heeft veroorzaakt of een sportvereniging waar tijdens een wedstrijd een ernstige blessure is ontstaan. In de meeste gevallen zal het aansprakelijkheidsrisico verzekerd zijn via een WA-verzekering.
Naast het netto doorbetaalde loon dienen de kosten van rechtsbijstand door de aansprakelijke partij te worden vergoed.
Met de kosten voor reïntegratie van de werknemer lag dat tot voor kort anders. Deze kosten konden niet of nauwelijks worden verhaald. Hier is inmiddels verandering in gekomen. Met ingang van 13 juni 2008 is het voor de werkgever, en overigens ook het UWV, gemakkelijker geworden om de kosten van reïntegratie te verhalen op de aansprakelijke derde. Dit is het gevolg van een wetswijziging.
De wet is gewijzigd om werknemers die zijn uitgevallen zo snel mogelijk weer aan het werk te helpen. Onduidelijkheid over de aansprakelijkheid voor de reïntegratiekosten mag dan geen belemmering zijn. Onder de bestaande wetgeving was die belemmering er doorgaans wel. De werkgever liep dan tegen de bepaling aan dat verhaal van de reïntegratiekosten alleen mogelijk was als de werknemer, indien hij de kosten van reïntegratie zelf had gemaakt, deze ook had kunnen verhalen. Verzekeraars vroegen de werkgever dan om te bewijzen dat, als de werkgever de reïntegratiemaatregelen niet had genomen, de werknemer ze dan zelf zou hebben genomen.
Een ander verweer dat vaak werd gevoerd door aansprakelijke verzekeraars was dat de werkgever wettelijk verplicht is om reïntegratiemaatregelen te treffen. Daarmee zouden de reïntegratiekosten naar de mening van de verzekeraars geen kosten zijn die de werknemer zelf zou hebben gemaakt.
Het zou nog jaren kunnen duren voordat de Hoge Raad zich over dit soort vragen uit zou laten. Door de wetswijziging zijn de belemmeringen weggenomen en de aansprakelijke partij kan dit soort verweren niet langer voeren. Voorzienbaar is dat werkgevers door deze nieuwe wet eerder kunnen starten met het inzetten van adequate reïntegratiemiddelen, doordat, zodra de aansprakelijkheid helder ligt, de verzekeraar voor die kosten moet opdraaien en er dus niet meer eindeloos gesoebat hoeft te worden over geld. Gevolg zal zijn dat de werknemer weer eerder op de werkvloer ingezet kan worden.