Klarenbeek's incasso en adviesbureau
Terug naar archief

Nieuwe Werkloosheidswet en gevolgen

Lees artikel



Rechtspraak: eigen bijdrage AWBZ verboden

Lees artikel


Nieuwe Werkloosheidswet en gevolgen

In 2006 heeft de WW een aantal veranderingen ondergaan. De eerste zijn ingevoerd per 1 april van dit jaar en de laatste per 1 oktober. De belangrijkste veranderingen betreffen de wekeneis, de duur van de uitkering en het vervallen van de eis dat een werknemer moet protesteren tegen zijn ontslag.

Voor het MKB is vooral de laatste verandering belangrijk. Tot
1 oktober was het immers voor een werknemer niet mogelijk zich neer te leggen bij een gegeven ontslag zonder verlies van zijn WW-uitkering. Dat betekende dat de werkgever en werknemer ofwel de gang naar de formele ontbinding bij de kantonrechter moesten doorlopen, ofwel de verkorte procedure bij het CWI, om een ontslagvergunning te vragen. Dit terwijl partijen het eens waren over het feit dat er een einde moest komen aan het dienstverband en de eventuele voorwaarden waaronder dat zou geschieden.

Vanaf 1 oktober is dat dus veranderd. Slechts bij verwijtbare werkloosheid, wordt de uitkering nog geweigerd. Aanvankelijk waren er in het wetsvoorstel nog drie gronden voor verwijtbare werkloosheid:

  • werknemer gedraagt zich zodanig verwijtbaar, dat hij moest begrijpen dat zijn gedrag zou leiden tot ontslag;

  • werknemer neemt zelf ontslag zonder dat het onoverkomelijk was om in dienst te blijven;

  • werknemer verweert zich niet afdoende tegen ontslag.

Omdat de laatste grond nog steeds onduidelijkheid zou geven of er al of niet sprake zou zijn van een verwijtbare werkloosheid, is die grond geschrapt. Dat betekent dat er nu beëindigingovereenkomsten gesloten kunnen worden, zoals vroeger ontbindingsverzoeken werden opgesteld. In een dergelijke overeenkomst kan worden gesteld dat een onoverbrugbaar verschil van inzicht is ontstaan, dat is getracht hier uit te komen doch dat dat niet is gelukt zonder dat de werknemer daarvan een verwijt valt te maken. Vervolgens kan dan de beëindigingsregeling worden vastgelegd.

De eerste grond is overigens nog aangepast, zodanig dat het er nu om gaat of de werknemer zich zodanig ernstig heeft misdragen dat het van de werkgever niet meer kon worden gevergd om het dienstverband in stand te laten.

Een einde met wederzijds goedvinden is nu dus onder omstandigheden mogelijk. Wel zal het UWV ook bij een dergelijke beëindiging bekijken of er toch nog sprake is van de eerste grond. Als er bijvoorbeeld helemaal geen vergoeding wordt afgesproken, kan dat nog wel een indicatie zijn voor het UWV om te kijken of, in weerwil van de tekst van de beëindigingovereenkomst, op de achtergrond toch het
(wan)gedrag van de werknemer aanleiding is geweest voor de beëindiging. Wel moet het dan gaan om verwijtbaar gedrag waardoor het van een werkgever niet meer verwacht kan worden het dienstverband voort te zetten.

De wijziging betekent concreet dat slechts wanneer werkgever en werknemer het niet eens kunnen worden over de vraag of er moet worden beëindigd en zo ja, tegen welke vergoeding, er nog een procedure moet worden gevoerd bij het CWI ofwel de kantonrechter. Dat scheelt veel tijd en geld voor werkgevers.

Het verdient uiteraard nog steeds wel aanbeveling de te sluiten beëindigingsovereenkomst voor te leggen aan een jurist, omdat het ook zonder de problematiek met de WW, nauw luistert wat daarin op welke wijze wordt vastgelegd.
Onder omstandigheden kan een werknemer de beëindigingsovereenkomst ongedaan maken en dat kan niet de bedoeling zijn.

Daarom kan het verstandig zijn om toch de gang naar de kantonrechter te maken. Het belangrijkste voordeel daarvan is dat het voor de werknemer zo goed als onmogelijk wordt om op de beëindigingsovereenkomst terug te komen. Een voordeel voor de werknemer is dat de wachttijd die het UWV soms rekent alvorens een uitkering wordt toegekend (de zogenaamde fictieve opzegtermijn) in dit geval met een maand bekort wordt. Dit laatste is overigens ook te ondervangen door de overeenkomst geruime tijd voor de laatste werkdag aan te gaan. Vraag tijdig deskundig advies.


. . . terug naar boven



Rechtspraak: eigen bijdrage AWBZ verboden

Vroeger werd het netto-inkomen berekend door het bruto-inkomen te verminderen met de te betalen belasting en sociale premies. Tegenwoordig werkt dat niet meer zo. De afgelopen decennia heeft de overheid steeds meer het fenomeen ‘eigen bijdragen’ gehanteerd. Vervelend daarbij is dat elke keer het wel of niet moeten betalen van een eigen bijdrage gekoppeld wordt aan de hoogte van het bruto-inkomen.

Kras gezegd kan men dus voor tien verschillende kwesties een eigen bijdrage opleggen, omdat elke keer blijkt dat het bruto-inkomen hoog genoeg is. Maar intussen is het netto- inkomen wel tot nul gereduceerd. Er is alleen al om die reden iets fundamenteel mis met het opleggen van eigen bijdragen. Het zogenaamde eerlijke systeem deugt in wezen van geen kant. Maar de overheid trekt zich er niets van aan en gaat onverdroten voort met het her en der opleggen van eigen bijdragen.

Maar nu ineens blijkt er hulp uit volkomen onverwachte hoek te komen. Op 8 september 2006 heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het heffen van een AWBZ eigen bijdrage in strijd is met de zogenaamde Europese code en wel wanneer de medische zorg die de AWBZ-verzekerde nodig heeft een gevolg is van een arbeidsongeval of beroepsziekte.

Aan die Europese code ligt de visie ten grondslag dat beroepsrisico’s in het algemeen niet door de werknemer behoren te worden gedragen. Dat betekent dat de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep hoogstwaarschijnlijk niet beperkt is tot medische zorg, maar tot alle zorg voortvloeiende uit arbeidsongevallen of beroepsziekten.
Wie dus momenteel een AWBZ eigen bijdrage moet betalen voor huishoudelijke hulp, PGB of per 1 januari WMO, kan met succes bezwaar aantekenen tegen die eigen bijdrage. En het heeft er ook alle schijn van dat de reeds betaalde eigen bijdragen kunnen worden teruggevorderd.

De vlag kan dus een beetje uit voor hen die in de kreukels liggen door een arbeidsongeval of beroepsziekte.

Intussen rijst de vraag hoe het nu zit met iemand die exact hetzelfde letsel heeft en dezelfde behoefte en dezelfde zorg nodig heeft, maar dat letsel niet heeft gekregen door een arbeidsongeval of een beroepsziekte, maar door een erfelijke ziekte, een verkeersongeval of een medische fout. Menig deskundige denkt dat de overheid niet met droge ogen AWBZ eigen bijdragen kan blijven opleggen aan de zojuist genoemde mensen en gelijktijdig degenen met hetzelfde letsel, maar dan door arbeidsongeval of beroepsziekte veroorzaakt, geen eigen bijdragen oplegt.

De conclusie is dus dat er zeer goede gronden zijn om de eigen bijdragen in de AWBZ zo snel mogelijk voor iedereen af te schaffen.


... terug naar boven


Vereenvoudiging oprichting BV’s voor kleinere en startende ondernemers

De ministerraad heeft ingestemd met een wetsvoorstel waarin is opgenomen dat de regels voor besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (BV’s) eenvoudiger en flexibeler maakt. De vereenvoudiging van het BV-recht levert het bedrijfsleven veel voordelen op. Ondernemers krijgen meer vrijheid bij de inrichting van kleinere ondernemingen, joint ventures en concerns, waardoor zij beter en sneller kunnen inspelen op veranderingen in de markt en hun concurrentiepositie kunnen versterken.

De grotere vrijheid die ondernemers wordt geboden, blijkt vooral uit de ruimere mogelijkheden om in de statuten af te wijken van bepalingen in de wet. Voorbeelden daarvan zijn de mogelijkheid dat iedere aandeelhouder zijn eigen bestuurder benoemt, de uitgifte van stemrechtloze aandelen en een verruiming van de mogelijkheden om besluitvorming buiten de algemene vergadering te laten plaatsvinden. Daarnaast worden onnodige belemmeringen voor het bedrijfsleven in bestaande regelgeving weggenomen. Belangrijk is de afschaffing van het minimumkapitaal van 18.000 euro als startkapitaal. Ondernemers kunnen in het nieuwe systeem zelf kiezen welk bedrag zij bij oprichting van de BV inbrengen. Ook de verplichte blokkeringregeling, de bankverklaring en de accountantsverklaring bij inbreng in natura worden afgeschaft.





Weigeren zondagswerk geen geldige afwijzingsrede

Werkgevers mogen sollicitanten niet zomaar afwijzen omdat zij niet op zondag willen werken. Dat blijkt uit een uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling. De commissie behandelde de klacht van een gereformeerde man die bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat had gesolliciteerd naar de functie van sluiswachter. Hij werd afgewezen omdat hij in zijn sollicitatiegesprek had aangegeven dat hij om godsdienstige redenen niet op zondag wilde werken.
De commissie oordeelde dat er in dit geval sprake was van indirecte discriminatie op grond van godsdienst. Indirect omdat de man niet is afgewezen vanwege zijn geloof, maar omdat hij op grond van zijn geloof niet op zondag wilde werken.





Wijzigingen Rijksoctrooiwet

De ministerraad heeft ingestemd met een aantal wijzigingen van de Rijksoctrooiwet 1995. De wijzigingen geven het midden- en kleinbedrijf meer rechtszekerheid en vergroten het bewustzijn van de voordelen van octrooien. De aanpassingen volgen op een evaluatie van het functioneren van de wet en zijn een uitwerking van de beleidsvisie Octrooibeleid en MKB die in juni 2006 naar de Tweede Kamer is gestuurd.

Uit de evaluatie blijkt dat het huidige systeem voor Nederlandse octrooien een waardevolle aanvulling is op het Europese systeem, maar dat een aantal aanpassingen nodig zijn. Het betreft:

  • het 6-jarig octrooi wordt afgeschaft, waardoor alleen een rijksoctrooi van maximaal 20 jaar overblijft;

  • het wordt mogelijk een Engelstalige octrooiaanvraag in te dienen (met conclusies in het Nederlands) waardoor de vertaalkosten laag of nihil blijven;

  • de instandhoudingstaksen worden vanaf 3 jaar na indiening geheven, een jaar eerder dan nu het geval is (dat dwingt octrooihouders eerder de afweging te maken of zij hun octrooi in stand willen houden);

  • het Octrooicentrum Nederland krijgt bredere adviesmogelijkheden zodat het advies kan worden verbeterd.





Eerste Kamer stemt in met Wet ruimtelijke ordening

De verantwoordelijkheden voor gemeenten, provincies en rijk bij ruimtelijke ontwikkeling zijn voortaan duidelijker geregeld. De daarvoor benodigde ruimtelijke spelregels zijn vereenvoudigd, korter en verbeterd nu de Eerste Kamer 17 oktober 2006 heeft ingestemd met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro). Voor burgers blijft inspraak bij ruimtelijke plannen bestaan. Daarnaast krijgen zij meer ruimte voor initiatieven. Met de Wro kunnen andere overheden en marktpartijen beter inspelen op actuele ontwikkelingen en betere afspraken met elkaar maken.

In de nieuwe wet is een duidelijk onderscheid aangebracht tussen het ruimtelijk beleid en de (juridische) uitvoering daarvan. Centraal staat het bestemmingsplan. Nieuw is de structuurvisie waarin de overheden hun ruimtelijke beleid weergeven. Deze structuurvisies vervangen de huidige planologische kernbeslissing (op rijksniveau), streekplannen (op provinciaal niveau) en structuurplannen (op regionaal en gemeentelijke niveau). Voordeel is een kortere procedure waarbij partijen snel kunnen inspelen op nieuwe kansen en mogelijkheden.

Verder betekent de Wro onder meer:

  • een verkorte bestemmingsplanprocedure van ruim een jaar naar ongeveer 26 weken

  • verplichte digitalisering van bestemmingsplannen

  • niet langer goedkeuring van bestemmingsplannen door provincies

  • provincies en het Rijk kunnen in de bestemmingsplanprocedure wel een aanwijzing geven

  • een snelle procedure om te bouwen (het projectbesluit)

  • een percentage van 2% eigen risico voor een planschadevergoeding

  • de mogelijkheid om vergunningprocedures te coördineren en te bundelen in één beroeps- en bezwaarprocedure door de vergunning verlenende partij (coördinatieregeling)

  • verplichte actualisering of verlenging van bestemmingsplannen eens in de 10 jaar





Nieuwe Arbeidsomstandighedenwet in 2007

Het kabinet wil dat werkgevers en werknemers de verantwoordelijkheid delen voor goede arbeidsomstandigheden op het werk. Daarbij moet de administratieve regeldruk voor werkgevers lager worden.
De staatssecretaris van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft daarom een voorstel voor een nieuwe Arbeidsomstandighedenwet ingediend bij het parlement. De herziene wet zal naar verwachting begin 2007 in werking treden

Wat verandert er onder andere?

  • Er komen zo min mogelijk Nederlandse regels bovenop de regels van de EU. Alleen bij ernstige risico’s komen er aanvullende regels.

  • De plicht tot het voeren van een ziekteverzuimbeleid vervalt.

  • Het arbeidsomstandighedenspreekuur als verplichte taak van de arbodienst vervalt.

  • Werkgevers hoeven niet langer alle arbeidsongevallen te melden aan de Arbeidsinspectie. De meldingsplicht geldt voortaan alleen nog voor dodelijke ongevallen en voor ongevallen die leiden tot blijvend letsel of ziekenhuisopname.

  • In organisaties met meer dan 25 werknemers moet de werkgever een preventiemedewerker aanwijzen. Bij maximaal 25 werknemers kan de werkgever deze taak zelf op zich nemen.

  • De boetes die de Arbeidsinspectie kan opleggen worden verhoogd. Bij ernstige overtredingen wordt de maximale boete verdubbeld.







Disclaimer

Hoewel bij het samenstellen van de inhoud van deze digitale nieuwsbrief de uiterste zorg is nagestreefd, sluiten de samenstellers van deze digitale nieuwsbrief iedere aansprakelijkheid uit voor onjuistheden, onvolledigheden en eventuele gevolgen van het handelen op grond van informatie die op via deze digitale nieuwsbrief beschikbaar is.

 

© 2012 Klarenbeek's Incasso & Adviesbureau