Klarenbeek's incasso en adviesbureau
Terug naar archief

Update concurrentiebeding

Lees artikel



Hoe zit het nu met domeinnamen?

Lees artikel


Update concurrentiebeding

Een werkgever heeft er belang bij om te voorkomen dat bedrijfsgeheimen, klantenbestanden en informatie over werkwijzen en kosten bij de concurrent terecht komen. Hij doet er daarom verstandig aan om een concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst op te nemen. Het afgelopen half jaar zijn er over het concurrentiebeding een aantal uitspraken gewezen, waaruit onder meer blijkt dat de vormvereisten bij het aangaan van een concurrentiebeding belangrijk blijven.

Zo is in de wet opgenomen dat het concurrentiebeding schriftelijk moet worden aangegaan. Dit houdt in dat het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst of een vergelijkbaar schriftelijk document moet worden opgenomen. Het komt echter nog steeds voor dat een concurrentiebeding enkel in een personeelsreglement is opgenomen. De rechter heeft bepaald dat een concurrentiebeding dan niet rechtsgeldig is. De ratio daarachter is dat duidelijk moet zijn dat een werknemer weet waarvoor hij tekent als hij met een concurrentiebeding instemt. Bij een personeelsreglement is dat niet het geval, omdat dergelijke regelingen niet altijd door een werknemer van A tot Z worden gelezen.

Verder blijkt uit recente uitspraken dat de tekst van een concurrentiebeding nauw luistert. Een onduidelijke tekst in een concurrentiebeding zal in beginsel voor rekening van de werkgever komen. Dit geldt ook voor een concurrentiebeding, waarin woorden zijn vergeten, zoals bijvoorbeeld het woordje ‘niet’ waardoor er dan staat dat een werknemer wel mag concurreren. De kantonrechter zal dan niet onderzoeken wat de bedoeling van partijen is geweest bij het sluiten van het concurrentiebeding, maar het beding beoordelen aan de hand van de letterlijke tekst van het beding.

Als een werkgever aan een werknemer direct of indirect laat weten dat hij een werknemer niet aan zijn concurrentiebeding zal houden, dan kan hij daar later niet meer op terugkomen. In een zaak bij de rechtbank Utrecht had een werknemer aan de afdeling personeelszaken gevraagd of het concurrentiebeding problemen opleverde en geen van deze functionarissen had gezegd dat dit het geval was. De rechtbank was van oordeel dat de werkgever bij de werknemer het vertrouwen heeft gewekt dat hij niet aan het concurrentiebeding zal worden gehouden en dat hij daarop in redelijkheid niet meer mocht terug komen. Gezien deze jurisprudentie verdient het dan ook aanbeveling om bij een werknemer die zijn dienstverband heeft opgezegd direct schriftelijk te bevestigen dat hij onvoorwaardelijk aan het concurrentiebeding zal worden gehouden.

In het verleden is reeds door de rechter bepaald dat concurrentiebedingen komen te vervallen indien er sprake is van een ingrijpende functiewijziging. Dit is bijvoorbeeld het geval in de situatie dat een assistent-makelaar doorgroeit naar de functie van mededirecteur. De werkgever zal in dit soort situaties met de werknemer opnieuw een concurrentiebeding overeen moet komen. Tot voor kort werd aangenomen dat dit leidde tot algehele vernietiging van het concurrentiebeding. Inmiddels blijkt uit recente jurisprudentie dat dit niet altijd het geval is.

Er zal immers eerst moeten worden nagegaan in hoeverre de werknemer wordt benadeeld door het zwaarder gaan drukken van het concurrentiebeding, dus wat de invloed daarvan is op zijn mogelijkheden om elders te werken. Pas daarna kan worden beoordeeld of het beding dient te worden gematigd of te worden vernietigd. De verwachting is dat door deze jurisprudentie een concurrentiebeding in situaties waarin er sprake is van een ingrijpende functiewijziging minder snel haar geldigheid zal verliezen.

Tenslotte blijkt uit recente uitspraken dat het loont om hoge boetes in het concurrentiebeding op te nemen. Gebleken is dat diverse rechtbanken bij overtreding van concurrentiebedingen de overeengekomen (hoge) boetes hebben toegewezen, waarbij nauwelijks werd gekeken naar de hoogte van de daadwerkelijke schade en het inkomen van de betreffende werknemer.

Gezien het voorgaande blijft het nog steeds raadzaam om een concurrentiebeding met een werknemer overeen te komen, mits ervoor wordt zorggedragen dat een dergelijk beding op de juiste wijze wordt geformuleerd, zodat u als werkgever niet het risico loopt dat deze in een voorkomend geval in het voordeel van de werknemer wordt uitgelegd.

 



Hoe zit het nu met domeinnamen?

Domeinnamen hebben een hele belangrijke functie in het Internetverkeer. Met domeinnamen kan op een gemakkelijke manier contact gelegd worden met computers en websites van bedrijven en individuele personen. Via een domeinnaam kan men de site van een bedrijf bereiken en vervolgens bijvoorbeeld informatie opvragen, aangeboden producten bekijken, advertenties opgeven, financiële transacties verrichten, bestellingen doen etc.

De landencodes worden Top Level Domains genoemd. Zo heb je bijvoorbeeld .nl voor Nederland, .be voor België en .de voor Duitsland. Naast deze landencodes zijn er ook Top Level Domains zoals .com, .org en .net. Het woord dat aan het Top Level Domain .nl voorafgaat is het deel dat in Nederland door SIDN wordt uitgegeven.

Voor domeinnamen geldt het principe dat deze slechts eenmaal kunnen worden geregistreerd. Dat is anders dan bijvoorbeeld een handelsnaam of merk. Deze kunnen verschillende malen worden geregistreerd wanneer het gaat om verschillende producten of diensten en er geen gevaar voor verwarring optreedt. Bovendien hebben handelsnamen en merknamen een territoriaal karakter terwijl een domeinnaam universeel geldt.

Wie dus een domeinnaam als eerste registreert, is in principe de rechthebbende. Immers hier geldt het principe: wie het eerst komt die het eerst maalt. Dit kan anders zijn wanneer de geregistreerde domeinnaam al als domeinnaam was geregistreerd, inbreuk maakt op een oudere handelsnaam of op een oudere geregistreerde merknaam. Op zich is het bestaan van een oudere handelsnaam of merknaam echter niet voldoende. Door het gebruik van de domeinnaam moet er gevaar voor verwarring bij het publiek ontstaan en/of wanneer het een merk betreft een onterecht voordeel worden verkregen of afbreuk worden gedaan aan de reputatie of het onderscheidend vermogen van het merk.

Hoe wordt daarover nu door de rechter geoordeeld? Wanneer het een beschrijvende handelsnaam betreft, zal er niet snel sprake zijn van een handelsnaaminbreuk en zal men dus vermoedelijk niet tegen een identieke of sterk gelijkende domeinnaam met een ander Top Level kunnen optreden zoals bijvoorbeeld Outdoor-cooking.nl versus Outdoor-cooking.nu, of Startpagina.nl versus Startpagina.tv. Wanneer een handelsnaam weliswaar beschrijvend is, maar daarnaast toch een eigen karakter heeft zoals bijvoorbeeld DeGoudenMakelaar.nl, dan maakt de domeinnaam DeGoudenJarenMakelaar.nl wel weer inbreuk op de domeinnaam DeGoudenMakelaar.nl. Ook wanneer men in een domeinnaam gebruikmaakt van een gedeelte van een handelsnaam is er sprake van een inbreuk op de handelsnaam zoals bijvoorbeeld bij gebruik van de domeinnaam Kieskeuri.nl die inbreuk maakt op de domeinnaam Kieskeurig.nl

Wanneer bij een beschrijvende merknaam het omschrijvend gedeelte wordt gebruikt, maar van het niet beschrijvende deel wordt afgeweken zal er ook niet snel sprake zijn van een merkinbreuk zoals bijvoorbeeld SimplyColors.nl en SimplySmall.nl. Daarentegen weer wel bij Aqualock.nl versus Aquafox.nl. Ook Easyoto.nl maakt weer inbreuk op het merk EasyCar.nl. Ook auditief sterk gelijkende domeinnamen of parodieën maken niet altijd inbreuk op een ouder bestaand merk. Zo werden bijvoorbeeld in hoger beroep de domeinnamen Netschaap.nl en Natschaap.nl niet als verwarrend en dus niet als inbreukmakend aangemerkt op het merk Netscape. Wanneer het een bekend beschrijvend merk betreft, zal meestal wel inbreuk worden aangenomen, zoals bijvoorbeeld bij de domeinnaam mijnspeurder.nl die inbreuk maakt op de merknaam Speurders van de Telegraaf. In hoofdzaak omdat deze naam al sedert 1922 intensief wordt gebruikt en grote bekendheid heeft onder het publiek.

Wanneer u distributeur bent van een bepaald merk, mag u die merknaam en het logo wel op uw site gebruiken, maar u mag die merknaam niet in de domeinnaam opnemen omdat daarmee de indruk kan worden gewekt dat er een commerciële band bestaat tussen de domeinnaamhouder en de merkhouder. Zo werd de domeinnaam vanmeeterenmercedes.nl verboden. Wanneer men de merknaam in de domeinnaam toepast zonder toevoeging van de eigen ondernemingsnaam, dus in zijn algemeenheid, uitsluitend omdat om het merkproduct op die site aan te bieden, zoals bijvoorbeeld Yonexbadmintonclub.nl. dan lijkt dit weer wel te zijn toegestaan.

Kortom, de domeinnaam is in het handelsverkeer uiterst belangrijk en neemt een steeds belangrijker plaats in. Door de aard van de domeinnaam en de bovenvermelde jurisprudentie wordt het steeds ingewikkelder om zonder professionele hulp nog een passende domeinnaam te bedenken en met succes te registreren.

... terug naar boven


Kantonrechtersformule onder de loep

Voldoet de kantonrechtersformule bij ontslag nog aan de eisen van de tijd? De arbeidscommissie van de Kring van kantonrechters kijkt of bepaalde aspecten van de formule moeten worden verfijnd of aangepast. De kantonrechters hanteren de formule om te bepalen hoe hoog de vergoeding moet zijn die een werknemer na ontslag meekrijgt. Doorgaans komt die neer op een maand salaris per gewerkt jaar. Veertigplussers krijgen anderhalve maand en vijftigers twee maanden per jaar.

De formule, die dateert van 1998, wordt regelmatig geëvalueerd en is enkele malen aangepast. Nu kijkt de commissie of de leeftijdscriteria aanpassing behoeven. De arbeidsmarkt is veranderd, de arbeidsdeelname van ouderen is toegenomen en de samenstelling van de bevolking verandert. Tegen dat licht moet worden bekeken of de criteria nog passend zijn. Ook wordt naar de pensioenleeftijd gekeken. Tot nu toe wordt daarvoor 65 jaar als grens genomen. Een vergoeding kan niet hoger zijn dan iemand zou hebben verdiend tot aan zijn 65ste. Maar meer mensen werken door en de commissie kijkt of hier aanpassing nodig is.

Een ander punt van aandacht is de financiële toestand van het bedrijf dat iemand ontslaat. Vanuit het bedrijfsleven, met name het midden- en kleinbedrijf, is kritiek geuit dat de kantonrechter daar te weinig rekening mee houdt. De commissie onderzoekt of scherper omschreven kan worden wat voor materiaal de kantonrechter van het bedrijf wil hebben om daarover een goed oordeel te kunnen vellen.





Dwangsom voor overheid die niet op tijd beslist

Wanneer de overheid niet binnen de wettelijk vastgestelde termijn een beslissing neemt, moet zij vanaf uiterlijk 1 januari 2010 een dwangsom betalen. Het kabinet heeft dat besloten. De dwangsomregeling is opgenomen in een initiatiefwetsvoorstel van de toenmalige Tweede Kamerleden Wolfsen en Luchtenveld. De Koningin zal worden verzocht dit wetsvoorstel te bekrachtigen.

De burger kan na afloop van de beslistermijn de overheid in gebreke stellen. Wanneer de overheid binnen twee weken niet alsnog beslist, moet zij per dag een dwangsom betalen totdat het besluit alsnog is genomen. De dwangsom begint met euro 20 en kan na 42 dagen oplopen tot maximaal  euro 1260. Voor de dwangsom is geen rechterlijke uitspraak nodig. Ook maakt de wet het mogelijk rechtstreeks beroep bij de rechter in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door de overheid. Op dit moment moet eerst nog bezwaar bij de overheid worden gemaakt.

Voordat de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking treedt, zullen een aantal termijnen worden aangepast. Het gaat om het beslissen op verzoeken in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur en op bezwaren uit de Algemene wet bestuursrecht. Op die manier blijft het voor de overheid mogelijk om in alle gevallen binnen de termijn een beslissing te nemen.





Indexering griffierechten met 1,1%

Per 1 februari 2008 zijn de meeste griffierechten in civiele en bestuursrechtelijke zaken verhoogd met 1,1%. Door deze indexering bedraagt per 1 februari 2008 het vast recht voor de verschenen gedaagde in kort geding euro 254. Dat is onder meer van belang in verband met de aanzegging in een kort geding dagvaarding.





Wet OM-afdoening in werking in arrondissementen Amsterdam en Den Bosch

Vanaf 1 februari 2008 is Wet OM-afdoening in werking getreden. Dat betekent dat het Openbaar Ministerie (OM) voortaan zelf lichte straffen kan opleggen. Het gaat niet om vrijheidsbenemende straffen. Dat blijft voorbehouden aan de rechter. De Wet OM-afdoening is een belangrijke vernieuwing binnen het strafprocesrecht en draagt bij aan vermindering van de druk op de capaciteit van de recht en een versnelling van de tenuitvoerlegging van straffen. De wet wordt gefaseerd ingevoerd. In eerste instantie kan het OM alleen ‘kale geldboetes’ opleggen voor enkele overtredingen van artikel 8 WVW, (rijden onder invloed) in de arrondissementen Amsterdam en Den Bosch.

De officier van justitie kan als straf een geldboete opleggen, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor ten hoogste zes maanden of een taakstraf met een maximum van 180 uur. De strafbeschikking kan ook bepaalde aanwijzingen en maatregelen bevatten zoals een straat- of contactverbod en een schadevergoedingsmaatregel. De nieuwe regeling, die van toepassing is op delicten waar een gevangenisstraf van maximaal zes jaar op staat en op overtredingen, heeft als belangrijk voordeel dat de voortgang niet meer automatisch stagneert als een reactie van de verdachte uitblijft. Nu moet de officier van justitie - als de verdachte weigert de transactie te betalen of helemaal niet reageert op een transactievoorstel - de verdachte dagvaarden en volgt na veroordeling tenuitvoerlegging van de straf. Vooral bij eenvoudige, veelvoorkomende strafzaken waar de verdachte de schuld of hoogte van de sanctie niet betwist en er bovendien dikwijls voor kiest niet op zitting te verschijnen, kan de nieuwe wet capaciteit besparen.

Buiten de rechter om een zaak afdoen is niet nieuw. Dagelijks biedt het OM verdachten een transactie aan. De grens ligt ook hier bij delicten met een maximale gevangenisstraf van zes jaar. In de oude regeling blijft het OM afhankelijk van de medewerking van de verdachte. Door te betalen geeft de verdachte aan dat hij het aanbod aanvaardt en voorkomt hij strafvervolging. Dit betekent niet dat daarmee ook de schuld van de verdachte vaststaat. Met de nieuwe wet wordt de strafbeschikking als een daad van vervolging aangemerkt. Met het opleggen van de strafbeschikking stelt de officier van justitie de schuld van de verdachte aan een strafbaar feit vast. De strafbeschikking wordt in de meeste gevallen, net als bij een transactie of een veroordeling door de rechter, opgenomen in de Justitiële Documentatie.

In de nieuwe regeling wordt daarmee het uitgangspunt losgelaten dat alleen de strafrechter een straf mag opleggen en de schuld van de verdachte mag vaststellen. Dat is een belangrijke wijziging ten opzichte van het geldend strafprocesrecht. De centrale overweging daarbij is dat schaarse rechterlijke capaciteit alleen in die gevallen wordt gebruikt waarin dat, mede gelet op de aard en de ernst van het strafbare feit, noodzakelijk is.

De wet wordt gefaseerd ingevoerd. Er wordt gestart met de afdoening van een beperkt aantal delicten in de arrondissementen Amsterdam en Den Bosch. De overige arrondissementen en zaken volgen later.





Loonkostensubsidie voor brugbanen

Voor werkgevers is het financieel aantrekkelijker om mensen in dienst te nemen die zijn herbeoordeeld voor de WAO, WAZ of Wajong. Vanaf eind februari 2008 kunnen werkgevers namelijk loonkostensubsidie krijgen. Met deze zogenaamde brugbanen kunnen (gedeeltelijk) arbeidsgeschikten voor wie het moeilijk is om aan het werk te komen, makkelijker een baan vinden.

Werkgevers kunnen een jaar lang een subsidie van 50% van het wettelijk minimumloon ontvangen. In dat geval moet de brugbaan dan wel voor minimaal 1 jaar worden aangeboden.

Gemeenten gebruiken deze subsidie nu al voor bijstandsgerechtigden. In de toekomst komt er ook een vergelijkbare regeling voor langdurig werklozen.





Verbetering vrij verkeer van goederen in EU

Het Europese Parlement heeft nieuwe regels goedgekeurd waardoor de interne markt voor goederen verbetert en bedrijven hun producten eenvoudiger kunnen afzetten op de Europese markt. Naar verwachting treden de regels volgend jaar in werking.
Het wordt makkelijker om goederen waarvoor geen EU-regelgeving geldt te verkopen in het buitenland. Dit geldt bijvoorbeeld voor bepaalde voedingsmiddelen, meubels, fietsen en edelmetalen. Een EU-lidstaat is meestal al verplicht om producten toe te laten die legaal verkocht worden in een ander EU-land. De toegang wordt vaak echter bemoeilijkt door nationale voorschriften. Met de nieuwe maatregelen hoeven bedrijven niet meer te bewijzen dat hun producten aan de eisen voldoen, maar moeten overheden aantonen dat dit niet zo is. Ook worden er contactpunten opgezet in alle lidstaten, zodat bedrijven goede toegang hebben tot informatie over nationale voorschriften.





Disclaimer

Hoewel bij het samenstellen van de inhoud van deze digitale nieuwsbrief de uiterste zorg is nagestreefd, sluiten de samenstellers van deze digitale nieuwsbrief iedere aansprakelijkheid uit voor onjuistheden, onvolledigheden en eventuele gevolgen van het handelen op grond van informatie die op via deze digitale nieuwsbrief beschikbaar is.

 

© 2012 Klarenbeek's Incasso & Adviesbureau