Managementovereenkomst én een arbeidsovereenkomst Bestuurders van besloten (en naamloze) vennootschappen verrichten hun werkzaamheden voor de vennootschap vaak door tussenplaatsing van hun persoonlijke BV op basis van een zogenaamde managementovereenkomst. Dit is een overeenkomst die niet in het bijzonder in de wet geregeld is, maar vaak een overeenkomst van opdracht zal zijn. Consequentie van het sluiten van een dergelijke overeenkomst: er is sprake van een premie- en loonbelastingvrije relatie en een aantal arbeidsrechtelijke bepalingen waaronder het reguliere ontslagrecht, is niet van toepassing. Ondanks dat partijen uitdrukkelijk bedoeld hebben én vastgelegd hebben géén arbeidsovereenkomst te (willen) sluiten, leidt dit niet tot de zekerheid dat de fiscus en de uitkeringsinstanties hierin meegaan. Indien er sprake is van een ‘schijnarbeidsovereenkomst’ kan alsnog tot premieheffing worden overgegaan. Dat het ook mis kan gaan op andere terreinen dan de loon- en sociale premieheffingen blijkt uit een recente uitspraak van het Hof ’s Gravenhage. Een pensioenfonds, waarbij alle werknemers in (kort gezegd) de zorgsector verplicht zijn aangesloten, vorderde van de stichting Thuiszorg Rotterdam naheffing van premies voor de arbeidsrelatie met de bestuurder van de stichting, wiens BV een managementovereenkomst was aangegaan met de stichting. Het pensioenfonds beweerde dat er óók sprake was van een arbeidsovereenkomst met de bestuurder, waardoor de stichting met terugwerkende kracht verplicht zou zijn de pensioenpremies af te dragen. Opvallend in deze zaak was dat de stichting met de Belasting-dienst was overeenkomen om de managementovereenkomst enigszins aan te passen, zodat deze in de fiscale optiek als arbeidsovereenkomst zou worden aangemerkt. Dit was voor de stichting voordeliger dan wanneer er BTW over de managementfee in rekening werd gebracht. Verder was van belang dat in de statuten van de stichting was bepaald dat de algemeen directeur een natuurlijk persoon was, in dienst van de stichting. Het Hof, dat van doorslaggevend belang achtte op welke wijze feitelijk uitvoering was gegeven aan de management-overeenkomst, stelde het pensioenfonds (als derde civiele partij!) uiteindelijk in het gelijk. Naast de management-overeenkomst tussen de BV (van de bestuurder) en de stichting werd een arbeidsovereenkomst aangenomen tussen de bestuurder en de stichting, zodat de stichting veroordeeld werd alsnog de pensioenpremies van de afgelopen zes jaar te voldoen. Als er feitelijk een gezagsverhouding tussen de bestuurder en de vennootschap/opdrachtgever bestaat, dan zullen de fiscus en uitvoeringsinstanties een arbeidsovereenkomst aanwezig achten. Lijkt de feitelijke uitvoering van de management-overeenkomst te veel op die van een arbeidsovereenkomst (doorbetaling bij ziekte, vakantiedagen etc.), ook dán zal al snel door de managementovereenkomst heen geprikt worden. Bij de beoordeling van de ware aard van de arbeidsrelatie kunnen dus interne regels (in dit geval de statuten van de stichting) ook een rol spelen. De uitspraak van het Hof onderstreept dat in de praktijk de nodige voorzichtigheid moet worden betracht bij het hanteren van de managementovereenkomst. Het etiket dat partijen hanteren dekt niet altijd de lading en dat kan vervelende, onvoorziene gevolgen hebben.
... terug naar boven |