Klarenbeek's incasso en adviesbureau
Terug naar archief

Vrijwillige ontslagname van werknemer: gevaar voor werkgever

Lees artikel



Tijdig herkennen van tegenstrijdig belang

Lees artikel


Vrijwillige ontslagname van werknemer: gevaar voor werkgever

Een casus. De werkgever, winkelier, mist uit zijn
kassa euro 750,-. Zijn werkneemster, een caissière, beticht hij ervan zich dat bedrag te hebben toegeëigend. De werkgever confronteert de werkneemster nog dezelfde dag met deze verdenking en zegt geen aangifte van verduistering bij de politie te zullen doen, mits de werkneemster instemt met ontslag en zich verplicht de verduisterde som terug te betalen. Dadelijk wordt werkneemster een verklaring voorgelegd waarin dat is opgenomen, en zij ondertekent die onmiddellijk. Thuisgekomen meent de werkneemster dat zij onverstandig heeft gehandeld en zij meldt daags daarna, via haar advocaat, dat zij afstand neemt van haar verklaring en zich nog ‘gewoon’ in dienst van de werkgever acht. Zij betwist de euro 750,- te hebben gestolen.

Het is een voorbeeld uit een bonte reeks van mogelijke situaties waarin de werknemer spijt krijgt van zijn instemming met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in onderling overleg of de eenzijdige opzegging ervan. In die gevallen waarin de werkgever hard bewijs heeft dat de werknemer een scheve schaats heeft gereden en bij gebreke van ondertekening van een beëindigingsverklaring op staande voet ontslagen zou zijn, heeft een werkgever doorgaans niets te vrezen van de spijtoptant. Maar in die gevallen waarin die harde bewijzen er niet zijn of in gevallen waarin de werknemer in een ‘hevige gemoedsbeweging’ (bijvoorbeeld na ruzie met een collega of de werkgever) heeft verklaard de lier in de wilgen te hangen, zijn er risico’s. Die risico’s komen mede voort uit de bescherming die in ons recht besloten ligt van de (economisch) ‘zwakkere’ partij. Niet snel mag een werkgever er op vertrouwen dat de verklaring van de werknemer tot beëindiging van een arbeidsovereenkomst - een ingrijpende rechtshandeling - ook werkelijk gemeend is of niet onder invloed van een wilsgebrek (bijvoorbeeld misbruik van omstandigheden) tot stand is gekomen.
Als een werknemer terugkomt op zijn verklaring zal de werkgever een risico lopen als hij de werknemer aan zijn woord houdt. De werknemer kan naar de rechter stappen die, bijvoorbeeld, eerst driekwart jaar later oordeelt dat het beroep van de werknemer slaagt. Heeft de werknemer in een vroeg stadium aangeboden zijn werkzaamheden te hervatten, dan zal de werkgever worden veroordeeld het loon, van meet af aan, door te betalen. Dat kan behoorlijk in de papieren lopen.

Om werkelijk veilig te zijn, dient de werkgever de werknemer die ontslag neemt of in wil stemmen met ontslagneming met klem (schriftelijk) te adviseren een arbeidsrechtelijk adviseur te raadplegen. Is dat gebeurd (of is die gelegenheid geboden) en wenst de werknemer nadien nog steeds tot beëindiging te komen, dan mag er doorgaans op vertrouwd worden dat de verklaring bindend is. Heeft de werknemer zo’n adviseur niet geraadpleegd en komt hij op zijn beëindigingsverklaring terug, dan zou de werkgever het risico om met een hoge loonvordering geconfronteerd te worden na een procedure voor het kantongerecht moeten indammen. Wil de werkgever de werknemer niet terug, dan dient hij de kantonrechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden ‘voor zover vereist’. ‘Voor zover vereist’ wil zeggen: voor zover mocht komen vast te staan (in een andere procedure) dat de werknemer terecht terug is gekomen op zijn verklaring. De ontbinding - als deze wordt uitgesproken - maakt dan ‘voor zover vereist’ een einde aan de arbeidsovereenkomst.

 


. . . terug naar boven



Tijdig herkennen van tegenstrijdig belang

Ons hoogste rechtscollege heeft in een reeks uitspraken laten zien dat de materie van het tegenstrijdig belang serieus moet worden genomen. In zijn laatste uitspraak over dit onderwerp (juli 2006) heeft de Hoge Raad de reikwijdte van dit artikel verder uitgebreid naar derden die met het tegenstrijdig belang bekend zijn of kunnen zijn. Daarmee is dit onderwerp voor bijna iedereen met gemengde of wisselende belangen relevant geworden.

Waar gaat het om? Uitgangspunt is dat een bestuurder van een vennootschap wordt geacht naar behoren te besturen en daarbij primair het belang van de vennootschap te dienen. Op zich duidelijk, tot de belangen van de bestuurder en de vennootschap niet meer automatisch gelijk lopen of kunnen gaan lopen. Dan is sprake van 'tegenstrijdig belang'.

Er zijn drie soorten tegenstrijdig belang: direct, indirect en kwalitatief.
Van een direct tegenstrijdig belang is sprake bij rechtshandelingen tussen de vennootschap en haar bestuurder. Denk bijvoorbeeld aan het geval waarin een bestuurder bedrijfsruimte verhuurt aan de vennootschap waarvan hij bestuurder is.
Een indirect tegenstrijdig belang doet zich voor als het persoonlijk belang van de bestuurder speelt bij een rechtshandeling van de vennootschap zónder dat de bestuurder bij die rechtshandeling rechtstreeks betrokken is. De rechtshandeling vindt plaats tussen de vennootschap en een derde tot wie de bestuurder in een bijzondere verhouding staat zoals bijvoorbeeld familieleden.
Bij het kwalitatief tegenstrijdig belang gaat het niet om de bestuurder zelf maar om zijn hoedanigheid. Denk daarbij aan de situatie dat de bestuurder met twee petten optreedt. BV A verhuurt bedrijfsruimte aan BV B en de heer X is zowel bestuurder van BV A als BV B.

De strekking van de wettelijke regeling is helder, de vennootschap wordt, in alle gevallen waarin zij een tegenstrijdig belang heeft met één of meer bestuurders, vertegenwoordigd door commissarissen. De algemene vergadering van aandeelhouders is steeds bevoegd een persoon aan te wijzen die de vennootschap wél kan vertegenwoordigen. Een dergelijk besluit moet schriftelijk worden vastgelegd. Óf een tegenstrijdig belang zich werkelijk voordoet, is niet van belang. Het gaat er om dat het er mogelijk kan zijn. De bestuurder moet de vergadering van aandeelhouders te allen tijde op de hoogte stellen van een (mogelijk) tegenstrijdig belang.

Indien er in strijd met de wet of statuten is gehandeld, is er een probleem omdat dan (bij tegenstrijdig belang) het gehele bestuur niet bevoegd was. De rechtshandeling kan teruggedraaid worden en de bestuurder die de handeling verrichtte kan aansprakelijk worden gesteld voor de schade.

Het nieuwe dat de Hoge Raad aan het vorenstaande heeft toegevoegd is dat hij heeft bepaald dat een derde een onderzoeksplicht heeft indien hij aanleiding heeft te veronderstellen dat sprake kan zijn van een tegenstrijdig belang. Hoe dat onderzoek dient plaats te vinden en hoever het moet strekken, hangt af van de omstandigheden van het concrete geval. De Hoge Raad geeft nog wel de aanwijzing dat het onderzoek er in ieder geval op gericht zal dienen te zijn dat redelijke twijfel ten aanzien van het bestaan van een tegenstrijdig belang, alsmede ten aanzien van de vraag of de voor dat geval eventueel aangewezen voorzieningen zijn getroffen, wordt weggenomen.

Kortom: in alle gevallen waarin er sprake kan zijn van tegenstrijdig belang, is het verstandig een besluit tot vertegenwoordiging van de vergadering van aandeelhouders te hebben!


... terug naar boven


Werkgevers kunnen kosten re-integratie makkelijker verhalen op derden

In geval van ziekte, bijvoorbeeld naar aanleiding van een ongeval waarvan de oorzaak bij een derde ligt, moet onduidelijkheid over de aansprakelijkheid voor de kosten van re-integratie geen belemmering vormen voor het onmiddellijk starten met de nodige re-integratiemaatregelen. Met het oog daarop zullen werkgevers die hun zieke werknemers weer aan de slag helpen, de kosten daarvan makkelijker kunnen verhalen op de eventuele veroorzaker van de ziekte of handicap, de zogenoemde aansprakelijke derde. De kosten van re-integratiemaatregelen moeten wel redelijk zijn. Ook het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en werkgevers die zelf het risico dragen van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid kunnen deze kosten bij arbeidsongeschiktheid straks gemakkelijker verhalen op een mogelijke veroorzaker.

Dit is de kern van een wetsvoorstel waarmee de ministerraad heeft ingestemd. Het wetsvoorstel geeft meer juridische duidelijkheid en stimuleert daarmee snellere re-integratie van zieke en arbeidsongeschikte werknemers. Het kabinet vindt een betere verhaalmogelijkheid nodig, omdat het helpt om zieke of (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemers zo snel mogelijk weer aan de slag te krijgen. Tot nu toe bestaat er in de praktijk veel onduidelijkheid over. Werkgevers doen naar verwachting meer aan re-integratie als ze weten dat kosten makkelijker te verhalen zijn. Snellere re-integratie beperkt ook het inkomensverlies van de betrokken werknemers. Dat is ook in het belang van veroorzakers. Die hoeven minder inkomensschade te vergoeden wanneer de betreffende werknemers minder lang langs de kant staan.





Zes ondernemersvergunningen kunnen op de schop

MKB-Nederland en staatssecretaris Karien van Gennip van Economische Zaken stellen gemeenten voor om zes veel voorkomende vergunningen te schrappen en waar nodig te vervangen door algemene regels. De zes vergunningen kosten ondernemers nu 8 miljoen euro per jaar aan administratieve lasten.

Voorstel is om zes typen vergunningen te schrappen: objectvergunning (steigers, containers e.d.), uitstalvergunning (winkeluitstallingen, reclameborden), gevelreclamevergunning, horeca-exploitatievergunning, de terras(boot)vergunning en de verkeersontheffing.





Risicoinventarisatie en -evaluatie: informatie voor werkgevers

Op elke werkplek zijn risico’s. Werkgevers zijn verplicht in kaart te brengen welke risico’s arbeid voor werknemers met zich meebrengt. Ook moeten werkgevers bepalen welke maatregelen nodig zijn. In een risicoinventarisatie en -evaluatie (RI&E) dienen deze zaken schriftelijk te worden vastgelegd.

Sinds 1 januari 2007 geldt de nieuwe Arbowet. Belangrijke wijzigingen met betrekking tot de RI&E:

  • Werkgevers met niet meer dan 25 werknemers hoeven de RI&E niet te laten toetsen, zolang een RI&E- instrument wordt gebruikt dat in de betreffende cao is afgesproken.
  • Vanaf 1 januari 2007 zijn werkgevers niet meer verplicht jaarlijks te rapporteren over de uitvoering van het plan van aanpak. Ook het voorafgaande overleg met de ondernemingsraad of belanghebbende werknemers is vervallen.
  • De algemene verplichting om een arbospreekuur in te stellen is vervallen. In de RI&E moet aandacht worden besteed aan de toegang van werknemers tot een arbodeskundige. Dit kan een deskundige zijn die behoort tot de arbodienstverlening, zoals een bedrijfsarts, arbeidshygiënist, hogere-veiligheidskundige, arbeids- en organisatiedeskundige of een deskundige werknemer (preventiemedewerker).





Sneller werkgever schuldenaar achterhalen

De ministerraad heeft er mee ingestemd dat deurwaarders de mogelijkheid krijgen bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) na te gaan wie de werkgever van een schuldenaar is. Het gevolg is dat schuldeisers niet langer op handelsinformatiebureaus zijn aangewezen als het niet lukt de werkgever van de schuldenaar te achterhalen. De nieuwe regeling zorgt voor een snelle en doelmatige uitvoering van het zogeheten derdenbeslag, waarbij een schuldeiser beslag legt op vorderingen die zijn schuldenaar op derden heeft. Dat kan een geldvordering zijn, zoals loon. Naar inschatting gaat het per jaar om ongeveer 130.000 beslagleggingen onder de werkgever van de schuldenaar. Ook het bedrijfsleven profiteert van de wettelijke maatregel omdat de administratieve lasten met 1,9 miljoen euro per jaar zullen dalen.




Gelijk loon voor deeltijders en voltijders bij overuren

Deeltijdmedewerkers moeten voor het maken van overuren hetzelfde uurloon krijgen als voltijd krachten. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de werkgever. Dat heeft de Commissie Gelijke Behandeling beslist. Wanneer in een CAO anders is vastgelegd, heeft dat geen invloed op het loon. Volgens de Commissie moet een werkgever ieder personeelslid een gelijkwaardig loon geven bij overuren op basis van de gelijke behandelingswetgeving.





Overlast en schade bij openbare werken: planschade en compensatieregelingen

Ondernemers kunnen schade lijden als gevolg van een besluit van de overheid, terwijl het besluit rechtmatig en ‘in het algemeen belang’ is. In sommige gevallen - lang niet altijd – komt de ondernemer in aanmerking voor gedeeltelijke schadevergoeding. Schade die tot het normale maatschappelijke risico behoort, komt niet voor vergoeding in aanmerking. Voor een aantal vormen van schade bestaat er een wettelijke vergoedingsregeling. Een voorbeeld daarvan is de planschaderegeling in de Wet op de ruimtelijke ordening. Planschade is schade die bijvoorbeeld optreedt als de gemeente een bestemmingsplan wijzigt en de bestemming van een pand of perceel een andere bestemming krijgt. Of als de bestemming wijzigt van een pand of perceel in de directe omgeving van uw pand. Hierdoor kan een gebouw minder waard worden.

Op grond van dit wetsartikel kan een gemotiveerd verzoek om schadevergoeding worden ingediend bij de gemeenteraad. Het is aan te bevelen om tegen de vaststelling van het bestemmingsplan meteen bezwaar en beroep aan te tekenen. Om in aanmerking te komen voor planschade is het echter niet verplicht om bezwaar en beroep in te stellen. Het maken van bezwaar en beroep heeft dan ook geen directe invloed op het al dan niet toekennen van de planschadevergoeding.






Disclaimer

Hoewel bij het samenstellen van de inhoud van deze digitale nieuwsbrief de uiterste zorg is nagestreefd, sluiten de samenstellers van deze digitale nieuwsbrief iedere aansprakelijkheid uit voor onjuistheden, onvolledigheden en eventuele gevolgen van het handelen op grond van informatie die op via deze digitale nieuwsbrief beschikbaar is.

 

© 2012 Klarenbeek's Incasso & Adviesbureau