Klarenbeek's incasso en adviesbureau
Terug naar archief

Elektronische handel: informeer de consument!

Lees artikel



Rechtszekerheid?

Lees artikel


Elektronische handel: informeer de consument!

Een recent in werking getreden richtlijn, die tot doel heeft het vrije verkeer van diensten te bevorderen, dwingt de aanbieder van diensten langs de elektronische weg tot een vergaande informatieplicht jegens de consument. Nog voordát de overeenkomst tot stand komt, ontstaan er al verplichtingen voor de aanbieder van de diensten: hij moet voldoende informeren. Wanneer heeft u als aanbieder van diensten langs de elektronische weg nu aan uw informatieverplichtingen voldaan?

Uitgangspunt van de informatieplicht is dat, net als in het ‘gewone’ economische verkeer, de consument een grotere bescherming geniet dan de professionele afnemer. Hieruit vloeit voort dat de aanbieder een consument beter en meer uitgebreid dient te informeren dan een zakelijke, professionele partij.
Voor de aanbieder zijn er ook voordelen, immers op het moment dat de consument over meer informatie beschikt en dus meer duidelijkheid heeft, zal hij meer vertrouwen hebben in het elektronisch zaken doen en eerder gebruik maken van de aangeboden diensten.

De boodschap van de wetgever is duidelijk: een vergaande informatieplicht voor de aanbieder. Naar aanleiding van de richtlijn is in de wet een bepaling opgenomen met een opsomming van de verplichtingen in dit kader. Deze opsomming betreft het moment van de totstandkoming van de overeenkomst tot de archivering van de overeenkomst achteraf. Eén van de belangrijkste verplichtingen is dat het voor een consument duidelijk moet zijn wanneer en op welke wijze een overeenkomst tot stand komt en dus ook welke handelingen hiervoor precies nodig zijn. Indien een dienstverlener/aanbieder onvoldoende informatie verstrekt, kan de overeenkomst worden vernietigd of (in bepaalde gevallen) worden ontbonden.

Uit de rechtspraak blijkt dat streng aan het artikel met informatieverplichtingen getoetst wordt. In twee recente uitspraken gaat het om een consument die zich op een website aanmeldt voor een proefabonnement. In het eerste geval is volgens de dienstverlener een overeenkomst tot stand gekomen nu de consument door de aanmeldingsprocedure toegang heeft verkregen tot de gewenste website. Volgens de consument is er nooit een overeenkomst tot stand gekomen, maar is slechts een proefabonnement afgesloten. In het tweede geval informeert de dienstverlener de consument vóór het sluiten van de overeenkomst. Hij wijst er middels zijn website op dat een proefabonnement wordt omgezet in een verlengd abonnement wanneer niet tijdig door de consument wordt opgezegd. Ook hier is volgens de consument nooit een overeenkomst tot stand gekomen. De rechter stelt de consument in beide gevallen in het gelijk. Er is slechts sprake van een overeenkomst als de tekst van de overeenkomst aan de consument ter beschikking wordt gesteld. De bepaling dat een proefabonnement overgaat in een vast abonnement moet op het aanmeldingsformulier staan, informatie op de website volstaat dus niet.

Kortom: de dienstverlener langs de elektronische weg zal de consument moeten informeren. Aan deze informatieverplichting worden scherpe eisen gesteld. Slechts informatie op de website weergeven is lang niet altijd voldoende. Voor onder meer informatie met betrekking tot de totstandkoming van de overeenkomst en de inhoud ervan dient de aanbieder van diensten zich ervan te vergewissen dat de consument deze informatie tot zich zal nemen, bijvoorbeeld door de informatie op te nemen op het aanmeldingsformulier.


. . . terug naar boven



Rechtszekerheid?

Recht spreken blijft een kwestie van interpretatie. Dat betekent dan ook dat bij de advisering omtrent een rechtspositie altijd rekening moet worden gehouden met een onzekere factor. Illustratief voor dit alles vormen twee uitspraken van de rechtbank in Haarlem van respectievelijk 24 mei en 6 juni 2006. Wat was er aan de orde?

Sinds 1 augustus 2003 dienen koopovereenkomsten met betrekking tot woonhuizen waar een particulier bij betrokken is schriftelijk te worden vastgelegd. Zonder schriftelijke overeenkomst bestaat er geen overeenkomst.

Sinds de invoering van dit nieuwe artikel heeft zich de vraag voorgedaan of de nieuwe regeling betekende dat mondelinge koopovereenkomsten niet langer konden worden afgedwongen. De beantwoording van die vraag is eigenlijk alleen relevant voor de koper. Immers, een verkoper zou weliswaar de koper kunnen dwingen om tot ondertekening van een overeenkomst over te gaan, daarmee zou hij niet het gewenste resultaat bereiken, omdat de koper de overeenkomst gedurende drie dagen na ondertekening van de overeenkomst nog kan ontbinden.

De vraag diende zich dus aan of de koper de verkoper kan houden aan een mondelinge toezegging. Die vraag was ook aan de orde in de procedures die leidden tot de uitspraken van 24 mei en 6 juni 2006 van de Haarlemse rechtbank. In de uitspraak van 24 mei werd geoordeeld dat: “Voor de verkoper, evenals voor de koper, dient te gelden dat hij pas gebonden is als er een schriftelijke overeenkomst is”. Dat betekent dus dat de voorzieningenrechter oordeelde dat de koper de verkoper niet kan dwingen een mondelinge toezegging na te komen. De uitspraak van dezelfde rechtbank (maar van een andere rechter) van 6 juni 2006 was precies omgekeerd. In die uitspraak werd geoordeeld: “als koper en verkoper volledige wilsovereenstemming hebben bereikt, een verkoper geen beroep [kan] doen op de nietigheid van de koopovereenkomst omdat die niet schriftelijk is aangegaan. Het schriftelijkheidsvereiste heeft niet tot doel om de verkoper de mogelijkheid te geven om alsnog onder de koopovereenkomst uit te komen door te weigeren de koopovereenkomst te ondertekenen”.

Vooralsnog bestaat er dus geen duidelijkheid over deze materie. De uitspraken zijn illustratief voor de onzekerheid waarmee de uitleg van nieuwe wetgeving gepaard gaat. Het is nu aan de Hoge Raad om aan de rechtspraktijk de gewenste duidelijkheid te verschaffen. Aan die duidelijkheid zullen de procespartijen van de bovengenoemde procedures echter niets meer hebben. Het is de taak van hun adviseurs om ervoor te zorgen dat ze toch begrip zullen kunnen blijven opbrengen voor de verschillende standpunten.


... terug naar boven


Verhoging wettelijke rente voor niet-handelstransacties

De ministerraad heeft ingestemd met een verhoging van de wettelijke rente voor niet-handelstransacties van 4 naar 6 procent. Het besluit gaat in op 1 januari 2007. De wettelijke rente, die wordt vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur, is de rente die verschuldigd is als vergoeding voor vertragingsschade bij een verbintenis tot betaling van geldschulden. De vorige wijziging vond plaats op 1 februari 2004.
Als uitgangspunt voor de berekening van de hoogte van de wettelijke rente wordt de herfinancieringsrente van de Europese Centrale Bank (ECB) gehanteerd. De wettelijke rente wordt berekend aan de hand van de formule: herfinancieringsrente ECB + 2,25 procent. Om al te grote veranderingen te vermijden wordt een verlaging of verhoging beperkt tot 2 procentpunten. Er vindt een afronding plaats van halven of meer naar boven en overigen naar beneden.





Wat verandert er voor u in 2007?

In 2007 veranderen veel regels en wetten. Wilt u weten welke regelingen voor u van toepassing kunnen zijn? Vul dan de vragen in de hieronder genoemde doorverwijzing in. U krijgt daarna een overzicht van deze regelingen.
Wilt u weten welke regelingen voor een ander van toepassing kunnen zijn? Vul dan de vragen in gezien vanuit de situatie van die ander. Vult u niets in, dan krijgt u alle regelingen te zien.
Houdt u er rekening mee dat de vragen gelden voor de meest voorkomende gevallen. De resultaten geven een algemeen beeld van de nieuwe regelingen voor de meeste Nederlanders.





Eerste Kamer stemt in met vereenvoudiging Arbeidstijdenwet

De Eerste Kamer heeft ingestemd met de vereenvoudiging van de Arbeidstijdenwet. Er gaan minder regels gelden voor het maximale aantal uren dat iemand mag werken en voor nachtarbeid. Aparte regels voor overwerk worden afgeschaft. Verder worden afspraken over pauzes een zaak van werkgevers en werknemers.
In de nieuwe Arbeidstijdenwet staan nog maar vier regels over de maximum arbeidstijd. De huidige wet kent twaalf verschillende regels. Zo schrijft de nieuwe Arbeidstijdenwet een maximum arbeidstijd voor van 12 uur per dienst en 60 uur per week. In een periode van 4 weken mag een werknemer onder de nieuwe wet gemiddeld maximaal 55 uur per week werken en per 16 weken gemiddeld 48 uur. Door deze versoepelingen krijgen werkgevers en werknemers meer ruimte de arbeidstijd per dag en per week zelf in te vullen. Ook biedt de nieuwe wet werkgevers en werknemers de vrijheid zelf afspraken te maken over de praktische details van pauzes, zoals aantal en tijdstip(pen). Wel blijft in de wet bepaald dat bij diensten van 5,5 uur of langer er een pauze moet zijn. In de nieuwe Arbeidstijdenwet blijven de regels voor het werken op zondag nagenoeg ongewijzigd. Het minimum aantal vrije zondagen per jaar blijft 13. In een cao kan een lager aantal worden afgesproken maar dit mag een individuele werknemer weigeren. Verder komt er meer ruimte bij nachtarbeid.





Nieuw huurbeleid per 1 januari 2007 gaat niet door

Het nieuwe huurbeleid dat per 1 januari 2007 van kracht had moeten worden, gaat niet door. De Eerste Kamer heeft na de verkiezingen op 22 november 2006 besloten het wetsvoorstel voor de modernisering van het huurbeleid niet te behandelen. Het is nu aan de onderhandelaars bij de formatie en aan het nieuwe kabinet om zich hierover te buigen. In het nieuwe huurbeleid was ook een extra huurverhoging van 0,5% mogelijk gemaakt voor woningen die per 1 januari 2007 op basis van de WOZ-waarde in het geliberaliseerde segment of overgangssegment terecht zouden komen. Deze extra huurverhoging gaat nu ook niet door.





Advocaatkosten bij conflict ook voor werknemer aftrekbaar?

Bij een voor de rechter uitgevochten arbeidsconflict kan de werkgever de advocaatkosten aftrekken van de belasting. De werknemer heeft die mogelijkheid echter niet. Advocaat-generaal van de Hoge Raad, C. van Ballegooijen, rept in zijn advies van discriminatie. In de wet is wel sprake van onbelaste rechtsbijstandskosten, maar dat is heel wat anders dan het kunnen aftrekken van advocaatkosten, ook al omdat via de rechtsbijstand vaak juristen de ontslagzaak behandelen. Zij hebben niet dezelfde bevoegdheden (en ervaring) als advocaten.
Tot 2001 konden werknemers de advocaatkosten aftrekken van de loonbelasting. Na een forse belastingherziening is hen die mogelijkheid ontnomen, waardoor werkgevers, doorgaans toch al een sterkere partij dan de werknemer, in een ontslagzaak bevoordeeld zijn. Omdat het advies van de advocaat-generaal zeer zwaar weegt, is de kans groot dat de Hoge Raad het advies overneemt. Als dat gebeurt, is de verwachting dat ook werknemers sneller een advocaat in stelling brengen. De strijdende partijen worden daarmee meer gelijkwaardig.





Werkgevers moeten betalen voor meeroken

Wanneer werknemers door meeroken op de werkplek gezondheidsklachten krijgen, kunnen werknemers sinds kort verplicht worden te betalen voor de schade. Dit is het gevolg van een voor Nederland unieke uitspraak van het gerechtshof in Arnhem. Deze heeft bepaald dat een werkgever in principe aansprakelijk is voor de schade van een ex-werkneemster. De uitspraak is een doorbraak in de jarenlange discussie over roken op de werkplek. Vooral in de horeca kan deze uitspraak vergaande gevolgen hebben, aangezien er in deze branche nog gerookt mag worden op de werkplek.

Het is voor het eerst in Nederland dat gedwongen meeroken leidt tot een aansprakelijkheid. Volgens de rechter is aannemelijk dat de astma van de vrouw is verergerd door meeroken.



 


Disclaimer

Hoewel bij het samenstellen van de inhoud van deze digitale nieuwsbrief de uiterste zorg is nagestreefd, sluiten de samenstellers van deze digitale nieuwsbrief iedere aansprakelijkheid uit voor onjuistheden, onvolledigheden en eventuele gevolgen van het handelen op grond van informatie die op via deze digitale nieuwsbrief beschikbaar is.

 

© 2012 Klarenbeek's Incasso & Adviesbureau