Klarenbeek's incasso en adviesbureau
Terug naar archief

Distributieovereenkomst of agentuurovereenkomst?

Lees artikel



Ziek of niet? Second opinion van UWV wijkt voor oordeel van bedrijfsarts

Lees artikel


Distributieovereenkomst of agentuurovereenkomst?

Eén van de keuzes die ondernemingen moeten maken, is de wijze waarop de producten en diensten worden gedistribueerd. Zelf doen of het aan anderen overlaten? Als het aan anderen wordt overgelaten, is er dan nog zeggenschap over prijzen, wijze van verkoop etc.? In dit soort situaties wordt veelal gekozen voor een distributieovereenkomst of een agentuurovereenkomst.

Op het eerste gezicht lijken deze overeenkomsten op elkaar, de agent of distributeur verkoopt als een soort tussenpersoon producten. Toch zijn er grote verschillen.
Een kenmerkend verschil is dat de distributeur bij een distributieovereenkomst een zelfstandige positie bekleedt en bij een agentuurovereenkomst niet. Bij distributieovereenkomsten is de leverancier verplicht bepaalde goederen of diensten aan een distributeur te leveren voor de wederverkoop van deze goederen of diensten aan de klanten van de distributeur. De distributeur sluit overeenkomsten uit eigen hoofde en in eigen naam en voor eigen rekening. Hij koopt dus zelf in van de leverancier en kan veelal zelf de verkoopprijs (en daarmee zijn winstmarge) bepalen. Dat doet de agent niet. Agentuurovereenkomsten geven de agent de bevoegdheid om namens de leverancier overeenkomsten met derden te sluiten en de leverancier dus zelf te binden. Wanneer u een agentuurovereenkomst aangaat, is het dus zaak duidelijke afspraken te maken wat de agent precies voor (en namens) de leverancier gaat doen en op welke manier de agent namens de leverancier contracten kan sluiten met derden. De agent krijgt voor de gerealiseerde verkopen provisie. In tegenstelling tot de distributeur heeft hij geen inkooprisico. Hij verkoopt immers namens de leverancier. De leverancier heeft daarmee veel meer invloed en zeggenschap over het handelen van de agent. De agent is veelal afhankelijker van de leverancier dan de distributeur.

Die sterkere afhankelijkheidspositie is mede een verklaring waarom agentuurovereenkomsten expliciet in het Nederlandse recht zijn geregeld en distributieovereenkomsten niet. Partijen zijn bij distributie in beginsel vrij in hetgeen zij afspreken en worden slechts beperkt door de redelijkheid, billijkheid en de goede trouw. Bij een agentuurovereenkomst is er wel wetgeving die grotendeels dwingend voorschrijft hoe partijen met betrekking tot een aantal punten tot elkaar staan.

Het is dus zeer belangrijk om te weten of u te maken heeft met een distributieovereenkomst of met een agentuurovereenkomst! Vooral de regels met betrekking tot de beëindiging van een distributieovereenkomst zijn anders dan de regels voor beëindiging van een agentuurovereenkomst.
Wanneer de agentuurovereenkomst wordt beëindigd, kan een schadevergoeding verschuldigd zijn. In ieder geval heeft de handelsagent bijna altijd recht op een zogenaamde klanten- en/of goodwillvergoeding bij het einde van de agentuurovereenkomst. Deze klanten- c.q. goodwillvergoeding wordt nogal eens als bezwaarlijk ervaren door leveranciers. Zij kunnen dan kiezen voor een distributieovereenkomst.

In beide overeenkomsten, agentuur en distributie, moet in ieder geval goed geregeld worden wie waarvoor aansprakelijk is, welke vergoedingen er gelden, welke betalingstermijnen er gelden, wie de marketing gaat doen en op welke manier dat gaat gebeuren, welke goederen onder de overeenkomst zullen vallen, welke mate van exclusiviteit er geldt, etc..

 


. . . terug naar boven



Ziek of niet? Second opinion van UWV wijkt voor oordeel van bedrijfsarts

Het komt regelmatig voor dat de bedrijfsarts tot het oordeel komt dat een werknemer niet (langer) arbeidsongeschikt is. Tegen dat oordeel kan de werknemer bij het UWV een second opinion vragen. Komt het UWV tot een ander oordeel, dan pleegt dat oordeel in de regel te worden gevolgd. Dat dit niet altijd opgaat en dat het zinvol is om kritisch stil te staan bij de inhoud van het oordeel toont een recente uitspraak van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Dordrecht aan.

De werknemer had zich ziek gemeld in het kader van een arbeidsconflict met de werkgever. Hij was 40% arbeidsongeschikt verklaard. Na enige tijd kwam de bedrijfsarts tot het oordeel dat het geen zin meer had om de (situationele) arbeidsongeschiktheid van de werknemer te continueren. Hij verklaarde de werknemer arbeidsgeschikt en adviseerde partijen om vanuit een non-actiefstelling naar een oplossing van het arbeidsconflict toe te werken.
De werkgever zegde evenwel de beëindiging van het dienstverband aan. Daarop vroeg de werknemer bij het UWV om een second opinion van het oordeel van de bedrijfsarts. Het betreft hier een in de wet vastgelegde mogelijkheid om extern te laten toetsen of het oordeel van de bedrijfsarts wel correct is. De wet bepaalt dat de door het UWV ingeschakelde deskundige zijn oordeel onpartijdig en naar beste weten dient te geven en, voorzover het een arts is, alle van belang zijnde inlichtingen over de werknemer bij de behandelend arts(en) kan inwinnen.

In dit geval kwam het UWV tot het oordeel dat de werknemer nog wel degelijk als arbeidsongeschikt moest worden beschouwd. Het oordeel van de bedrijfsarts leek te worden ‘overruled’. De werknemer riep de nietigheid van het ontslag in, omdat hij ten tijde van het ontslag ziek was (ontslagverbod). De werkgever betaalde desondanks het loon niet door. Daarop vorderde de werknemer in kort geding de doorbetaling van het loon.

De Voorzieningenrechter in kort geding onderzocht op aangeven van de werkgever de wijze van totstandkoming van de second opinion. En wat bleek? In de second opinion was het UWV in geen enkel opzicht ingegaan op het advies van de bedrijfsarts en de uitvoerige toelichting die daarbij was gegeven. De second opinion was niet gemotiveerd. De Voorzieningenrechter passeerde daarmee de second opinion en wees de vordering van de werknemer af.

Dit betekent dat het voor een werkgever interessant blijft om (de totstandkoming) van een second opinion kritisch te blijven beschouwen. Het eindoordeel over de vraag of een werknemer arbeidsongeschikt is of niet ligt uiteindelijk bij de rechter.


... terug naar boven


Vrij verkeer vanaf 1 mei voor werknemers uit Polen, Slowakije, Hongarije, Tsjechië, Slovenië, Estland, Letland en Litouwen

Vanaf 1 mei 2007 zijn de grenzen open gegaan voor werknemers uit Polen en andere landen uit Midden- en Oost-Europa die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden. Minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft dit besloten.

Voor werknemers uit Polen, Slowakije, Hongarije, Tsjechië, Slovenië, Estland, Letland en Litouwen hoeven werkgevers voortaan geen tewerkstellingsvergunning meer aan te vragen. Sinds vorig jaar waren de eisen voor een aantal sectoren al versoepeld.

Om het vrij verkeer mogelijk te maken heeft minister Donner afspraken gemaakt om te bereiken dat werknemers uit de nieuwe lidstaten gelijk loon voor gelijk werk en verantwoorde huisvesting krijgen. Dit voorkomt oneerlijke concurrentie met Nederlandse werknemers. Zo kunnen werkgevers die minder dan het minimumloon betalen een boete krijgen die tot 6700 euro kan oplopen en die bij herhaling nog hoger uitvalt. Daarnaast gaan de Arbeidsinspectie, de Belastingdienst, de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) en sectorale sociale partners, nog beter samenwerken om de ontduiking van het minimumloon te bestrijden.





Streep door onredelijk hoge incassokosten

Minister Hirsch Ballin overlegt binnenkort met het bedrijfsleven om een oplossing te vinden voor het probleem van de onredelijk hoge buitengerechtelijke incassokosten, die bij consumenten in rekening worden gebracht als ze niet op tijd betalen. Volgens de minister zijn er aanwijzingen dat enerzijds de termijn waarbinnen mensen hun uitstaande schulden betalen, langer wordt, maar ook dat de druk om mensen eerder te laten betalen wordt opgevoerd, onder meer door het in rekening brengen van onredelijke hoge buitengerechtelijke incassobedragen.

Hij ziet mogelijkheden om deze kosten aan te pakken, maar daarvoor is ook medewerking van het bedrijfsleven nodig. Zo kunnen bedrijven afspreken dat ze in hun algemene voorwaarden vastleggen dat bij te late betaling de buitengerechtelijke incassokosten niet boven een redelijk maximumbedrag mogen komen.

Een andere mogelijkheid is de verplichting om alleen zaken te doen met bonafide incassobureaus die zich aan de spelregels houden. Verder kan een beding met een onredelijk hoog incassotarief op de zwarte lijst worden gezet van zogeheten onredelijk bezwarende bedingen. Het gevolg hiervan is dat de consument zonder tussenkomst van de rechter het beding kan vernietigen.





Vestigingswet wordt ingetrokken

Het wetsvoorstel intrekking Vestigingswet Bedrijven 1954 (Vestigingswet) is op 8 mei 2007 door de Eerste Kamer aanvaard. Hierdoor ontstaat meer ruimte voor ondernemerschap, concurrentie en werkgelegenheid. De intrekking van de Vestigingswet vindt binnenkort plaats, waarbij de streefdatum 1 juli 2007 is. De Vestigingswet en haar voorganger stammen uit de crisisjaren van de jaren ’30. Doel was eendagsvliegen van de markt te weren ter bescherming van zichzelf en zittende ondernemers. Al snel kwam de nadruk te liggen op het waarborgen van kwaliteit van ondernemers.

De Vestigingswet heeft in de loop der jaren vele aanpassingen gekend. De laatste jaren zijn daarbij steeds meer eisen en sectoren komen te vervallen. Zoals bijvoorbeeld de eis van kredietwaardigheid in 1990 en de eisen aan algemene Ondernemerschapsvaardigheden (AOV) in 2001.

De huidige Vestigingswet bevat nog slechts eisen in een beperkt aantal sectoren (bouwbedrijf, installatiebedrijf, vervoermiddelenbedrijf en levensmiddelenbedrijf). Deze eisen hebben alleen nog betrekking op de kennis over wet- en regelgeving op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu. De Vestigingswet stelt deze kenniseisen daarbij alleen aan de ondernemer bij de start van de onderneming. Daarmee biedt deze geen waarborg voor het latere gedrag van de ondernemer en de werknemers.





Minder administratie bij overnemen loon bij faillissement

Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) zal de tijdelijke doorbetaling van loon en andere aanspraken van een werknemer van een failliet bedrijf beëindigen als deze weer aan het werk gaat. Hervat de werknemer het werk parttime, dan eindigt de doorbetaling voor het aantal uren dat iemand werkt. De maatregel zorgt voor minder uitvoeringskosten voor het UWV en minder administratieve lasten voor bedrijven waar deze werknemers weer aan de slag gaan.

De WW biedt - naast de uitkering bij werkloosheid – werknemers een tijdelijke garantie op doorbetaling van loon en andere aanspraken, zoals vakantiegeld en pensioenpremies, als hun werkgever failliet is of om andere redenen niet meer kan betalen. Het wijzigingsvoorstel heeft betrekking op dit deel van de WW. Als iemand weer aan het werk gaat, moet het UWV nu inkomensgegevens opvragen bij de nieuwe werkgever om het loon te verrekenen met de uitkering. Dat hoeft straks niet meer.





Werkgever betaalt voor trauma

NS Reizigers moet een schadevergoeding betalen aan een voormalige hoofdconducteur die na een aantal incidenten tijdens zijn werk een posttraumatische stressstoornis heeft opgelopen. De kantonrechter in Utrecht meent dat de vervoersorganisatie de nu 50-jarige man onder meer te weinig opvang en nazorg heeft geboden. Ook heeft zij onvoldoende maatregelen genomen om agressie te voorkomen.

De man kwam in 1981 in dienst bij NS en werd twee jaar later hoofdconducteur. In zijn loopbaan werd hij ongeveer tien keer geconfronteerd met zelfmoorden en dodelijke ongevallen. Ook had hij te lijden onder geweld en agressie, onder meer van voetbalsupporters. Nadat hij in de trein was bespuugd, meldde de hoofdconducteur zich in november 1999 ziek. Toen hij twee jaar ziek was, werd hij ontslagen. Hij leeft van een arbeidsongeschiktheidsuitkering.







Disclaimer

Hoewel bij het samenstellen van de inhoud van deze digitale nieuwsbrief de uiterste zorg is nagestreefd, sluiten de samenstellers van deze digitale nieuwsbrief iedere aansprakelijkheid uit voor onjuistheden, onvolledigheden en eventuele gevolgen van het handelen op grond van informatie die op via deze digitale nieuwsbrief beschikbaar is.

 

© 2012 Klarenbeek's Incasso & Adviesbureau